vrijdag, september 22, 2006

Geboorte van een godsdienst


Waarom wilde de eerste denkers religie als basis voor machtsuitoefening?
Dat hangt er nog maar vanaf. Je kunt het ook zien in een breder perspectief. De eerste mens stelde zich al vragen. En één van die vragen was natuurlijk ook, hoe kan dit allemaal: de wereld, de harmonie in de natuur, etc...
En in dit prille traject om een verklaring te verkrijgen, is het onbekende getransformeerd in God. De eerste mens kon op zichzelf nog lang niet alles veklaren. Later is de wetenschap gekomen die wel bij machte was veel zaken te verklaren, maar deze eerste mens had niet overal een sluitende verklaring voor, en voor de dingen die hij niet kon verklaren creëerde hij een god. Hij creeerde zodoende een god. Een god die hem niet ingaf wat goed en kwaad was. Goed en kwaad staan ook los van god. God is inderdaad het zien, het (h)erkennen van het hogere, misschien wel die ene kracht die er kan zijn voor mensen, die eigenlijk het antwoord is op de vragen, van ‘hoe is het ontstaan?’ een antwoord op iets wat terugkijkt, een antwoord op de geschiedenis. De andere kant van god, de god die bestraft, de god die een visie uit over de mens(heid; die was in de eerste god nog niet eens vertegenwoordigd. De mens zag god als antwoord op vragen die, en dat is belangrijk, min of meer fysiek van aard waren. Miscchien ook wel geestelijk, maar niet geestelijk als zijnde herbergende waarde-oordelen.
Even nog niet uitgaan van goed en kwaad. De vragen waarmee de eerste denkers werden geconfronteerd waren alleszins begrijpelijk. Hoe kan het bijvoorbeeld zijn dat het iedere dag weer licht word? Ze zagen de maan bewegen, en er moet wel iets zijn die dat doet… Er is iets.. er is een grote hand die dat doet… Dat moet God zijn. God is zoveel dingen ineen. God is alles wat een kracht heeft en buiten onszelf of het voor ons verklaarbare ligt, dat is god in dit eerste geval. De mens heeft die prille aannames aan anderen overgedragen. In die vergaarde kennis werd alles geconcentreerd, een bundeling van al die krachten is wat god inhoud. En men ging dat ‘wezen’ respecteren..want men ging het min of meer menselijke eigenschappen geven. Met ging zichzelf erin projecteren, men keek naar god alsof ze in een soort spiegel keken, alsof die god ook menselijke eigenschappen had. O zo, menselijk. Maar het geeft ook weer heel sterk aan dat wij onszelf als de hoogste creatie hier op aarde beschouwen. We denken aan God als 'het machtigste Wezen', en wat doen we? We projecteren onszelf erop, al is het in de vergrotende trap. Dit geeft te denken...
Men ging er dan ook indirecht van uit dat God ook wel ademde, iets nodig had om te overleven, misschien zich ook wel kon vermaken, en zelfs ook emoties had…
En nu benaderen we het eerste bestaan van goed en kwaad. Ook de eerste mensen hadden emoties, dingen die men niet graag wilde… facetten van het leven die geestelijk zuur en zoet zijn. Maar dan ga je op een gegeven moment, even zuur en zoet aanhoudend, zuur leiden naar fout en zoet naar goed, en dan krijgen we een filosofische overeenkomst: nee, sterker nog, een opkomst van de gedachte dat er goed een kwaad is. In definitie.
En goed en kwaad ligt veel dieper. Bijvoorbeeld de veroordeling van moord. Het komt ook uit een gevoel van onveiligheid in en over jezelf.. het leven in jezelf wil zich ook voortzetten. Dan wil je mensen overtuigen om niet te moorden (lees: jou niet te vermoorden…). Heel basaal. Meer mensen zullen die stem overnemen.
Rechsgevoel bestaat niet. Rechtsgevoel wordt afgedwongen door compromis. Het zit niet in de mens het zit tussen twee, of meerdere mensen in. En dan ineens gaan we over rechtsgevoel praten. Praten komt eerst, en daarna pas het rechtsgevoel. Eerst de communicatie dan het rechtsgevoel. Met dieren communiceren wij niet, het lukt ons vaak eenvoudigweg niet, het is een ander soort. Communicatie gaat dus voor het rechtsgevoel, en vind dus enkel plaats binnen de soort. In dit geval, binnen de mensheid.
Nu, stel voor dat iemand totaal alleen wordt achtergelaten op een eiland en alleen zou kunnen opgroeien, dat wezen zal nooit in rechtsgevoel denken. Extremen maken voorbeelden altijd duidelijk.
Ik geeft een extremiteit aan om propositielogisch erin mee te komen, het gaat om de basis, dat moet helder zijn. Rechtsgevoel ligt tussen twee individuen in. Wanneer dat zoet en zuur verenigd wordt, en men komt dus met een rechtsgevoel, en die gevoelens moeten worden beargumenteerd op ‘goed’ en ‘kwaad’… Dan moet de tegenpartij wel worden uitgelegd wat goed en kwaad is. De tegenpartij zal dezelfde problemen constateren, dat rechtsgevoel ligt namelijk tussen ons in. Men kan dus ook nog dingen delen, binnen het referentiekader wat de natuur al aan ons bied. Dat referentiekader hebben we allemaal. Dat er morgen weer een morgen is, dat morgen de zon op zal gaan. Dat is zelfs nog een geloof. Wel een geloof wat het dichtst tegen het rationele, fysieke aanligt. Zulk soort dingen. En dat allemaal in het referentiekader stoppend, kan het zijn dat een compromis wat tussen twee of meerdere mensen ligt, wat aan de basis ligt van een rechtsgevoel, dat dat er voor zorg kan dragen dat we dus kunnen spreken over iets wat richting goed en kwaad gaat, of er in de buurt komt.
De eerste mens die god ontdekte, waar nog geen goed en kwaad aan gebonden was, die mens heeft wanneer er compromis werden gesloten tussen verschillende individuen, ook die god daarin betrokken. Je praat de eerste keer vriendschappelijk met het andere individu, en je verteld hem over je wetenschappelijke kant. Maar wanneer het gevaar aan de orde komt vertel je de dingen die daarin aan de orde komen. Die op dat moment terzake doen en noodzakelijk is. Mensen laten los wat noodzakelijk is. Wanneer meer mensen met elkaar in aanraking kwamen, en er, begon onenigheid, de basale oerdrang is, het fysieke sterkste overwint in de mens. Dus je doodt je tegenstander. Je kunt dan verder gaan met het vullen van de eigen behoefte, het egoisme. Nu, de slimmere wordt altijd gezien als beter dan fysiek sterk ontwikkeld. De slimme zal kunnen overleven door tactiek. Dat is mensen onder je krijgen, mensen die jou beschermen, en dan krijg je dus eigenlijk een slimmere elite die volgens het Darwinisme zou moeten uitsterven omdat ze fysiek zwakker waren, maar in dit geval niet. Maar hoe wordt dat goed en kwaad gebruikt? Goed en kwaad wordt in een religie geschoven, wordt gepresenteerd (hemel / hel, voor diegene die uit zichzelf niet gelijk staat te trappelen om te joinen) , je krijgt sowieso a: mensen onder je, je bouwt macht, tegen een misschien wel fysiek sterkere tegenpartij, de tegenpartij zal of zwichten tegen die macht of er dingen tegeninbrengen (eigen religie?).
Nog even terugkerend naar de vraag:
Wanneer is religie verworden tot a: een machtssysteem en b: een systeem wat van een goed zaadje onkruid is verworden, of wanneer het een transformatieprocess heeft ondergaan, wanneer heeft het de mens in de steek gelaten? Het werd niet meer enkel gebruikt voor het hogere buiten ons, maar wanneer wij datgene wat buiten ons een menselijke gedaante geven (ook al misschien niet direct, doch zeker indirect: God heeft emoties, straft, geeft liefde, etc…) wordt het eigenlijk (net zoals wij verlangen van een menigte onder ons, gezien vanuit de elite, dat die ons verdedigt, de aanhangers) zo creeëren we ook iemand die ons van boven verdedigd.. maar omdat hij ons van boven verdedigd moet het wel een figuur zijn die overeenkomsten met ons als mens heeft, om meerdere redenenen. Als een ‘grote broer’ die wij indenken. Een grote broer die niet bestaat, maar wel kan vechten zoals wij dat aan de tegenpartij presenteren. Die tegenpartij is onder andere de satan, de satan, bij gebrek aan een fysieke verschijning (zoals altijd). De elite heeft daarin de vrije hand. Zij maakt Gods opponent ook geestelijk, en hij is altijd op afroep beschikbaar voor de elite die het volk wel aanwijst waarin hij vertegenwoordigd is. Tevens moet worden opgemerkt dat de elite éérst de god schiep, vóórdat de boodschap pas verbreid kon worden, voordat men volgelingen kon vergaren. En dit alles op straffe van hel, als je het niet met ze eens was. Nu is de hel het beste dreigmiddel, doordat het niet te bewijzen is, kan de fantasie het zo erg maken als nodig is om mensen over te halen. Die grote broer is het eigen ego van de inteligentsia, die dat enkel vergroot geprojecteerd heeft. Zie hier de allereerste kerkleiders. Zij hebben die ‘god’ waardeoordelen laten uitspreken, die ze eigenlijk zelf wilde uistpreken. Die waardeoordelen zijn niet allen ‘slecht’ (lees hier: collectieve dood bevorderend) gebleken voor het leven op aarde, dat geenzins. Maar ze liggen er wel aan de basis van. Zo is er dus een religie gekomen die buiten de religie van de eerste redenerende mens is gekomen, de pre-mens. Want daarna heeft god een goed-en-kwaad schema over zich heen gekregen door de machthebbers. Een wel doordacht schema wat ver achter de dogma's een duidelijk doel heeft met het volk. En dat is een natuurlijk proces wat in alle delen van de wereld ontstaat. Compromissen moeten maken, een misplaatst referentiepunt bezitten over goed en kwaad, wetende de ongegrondheid daarvan. Een gelovig mens moet diep, heel diep, in zichzelf afdalen om dit proces te kunnen ontdekken. Voor de vroegere geestelijkheid was het aanlokkelijk om het op zulk een dergelijke manier te presenteren, en het is evolutionair ook bijzonder handig om zo’n systeem te creeëren. Maar het ligt wel buiten de werkelijkheid. Dit is een inleving in zichzelf.

Wie of wat is God?


Wanneer je om je heen kijkt is er verbazing mogelijk over de complexiteit van de natuur. Je ziet de wolken, de zon, de bloem en de vogel. Wanneer ik de vraag stel ‘weet je hoe de wolken zich formeren?’, dan zal je vast teruggrijpen op kennis die je ooit geleerd hebt. Je weet dat temperatuur en drukverschillen een belangrijke invloed hebben, voornamelijk boven gebieden rijk aan water, zoals de zee. Daar vindt dan ook verdamping plaats waarbij de deeltjes lichter wegen dan de lucht en zo wolken kunnen worden geformeerd. Deze verspreiden zo hun water en vergroten de voor leven vatbare gebieden. De zon is ook al even fascinerend. Een middelgrote ster, of in wetenschappelijke termen een kleine dwerg, put uit zichzelf uit een haast onuitputtelijke energievoorraad. We weten al wél dat de energievoorraad van de zon zelfs niet onuitputtelijk is. Ooit zal daar dan ook een einde aan komen. Het mooiste van alles is dat álle energie die we op aarde verbruiken, van het rijden van een auto (aardgas en aardolie-energie) tot en met het knipperen van onze ogen (atp verbranding in de cellen van de spieren rondom ons ooglid welke door voeding in ons lichaam is binnengekomen) afkomstig komt van de zon. Er is geen enkele andere mogelijkheid waar wij op aarde energie van kunnen hebben. Energie uit de grond (aardolie) en energie uit voedsel wat in ons lichaam komt, is ooit via andere levende organismen omgezet in voor de mens bruikbare stoffen. Het grootste aandeel hierin zijn de bladgroenkorrels in planten die via fotosynthese zonneenergie omzetten in organische stoffen als glucose. Al het mogelijke leven wat we kennen bouwt voort op deze minuscule bouwsteentjes die in aanvang worden gelegd in de meest primitieve vorm van leven zoals planten. De bloem en de vogel, maar ook de waarnemer van dit alles, de mens zelf, vindt hierin zijn oorsprong. In de placenta krijgt hij namelijk voeding van de moeder in de vorm van organisch materiaal, wat of direct uit de planten afkomstig is of indirect, dus via vlees waarbij het dier de planten (of eventueel een ander dier) heeft genuttigd. En aan de basis hiervan staat weer de zon. Zo kunnen we als ontwikkeld mens de geweldige harmonie ontdekken van alles wat ons omringt en, nog veel belangrijker, waar wij zelf ook onderdeel van zijn.
De belangrijke vraag is nu: waar laat de god zich zien die dit heeft gecreëerd? In de schepping als totaliteit wordt vaak geantwoord. Nou, dat zou best kunnen maar waar vinden we dan nog een gebied wat we niet kunnen verklaren? Ja, hier komen we aan bij een belangrijk punt. En dat is namelijk het leven zelf. Dat is onderworpen aan de wetmatigheden van dit universum. Zoals we hierboven zagen getuigt de nauwkeurigheid van de samenhang hierboven van zulk een masterplan dat we gepast stil mogen worden. Maar om te stellen dat God verborgen zit in de wolk is niet meer rationeel. We kunnen stellen dat de wolk een voortbrengsel is van het masterplan. Of de wolk zich nu beweegt in noordelijke of zuidelijke richting is buiten het goddelijke. Dat bevindt zich in het voor de mens verklaarbare gebied en is als entiteit niet goddelijk. Datzelfde geld voor de bloem. Of de bloem nu groeit aan de oever van de rivier of op een onherbergzaam rotsachtig gebied, dat is niet een vertegenwoordiging van God. God vinden we ook niet in de bloem. Maar het bestaan van planten is een uitspruitsel van het Goddelijk masterplan. Wanneer kwekers erin slagen om een kruising mogelijk te maken tussen verschillende soorten en er zodoende een nieuwe genenpool ontstaat binnen de plantenwereld is dat niet Gods directe werk, maar is dat een combinatie van de vruchten van Gods masterplan. De directe betrokkenheid van God is los, en we vinden God ook niet verscholen achter de bladeren van de plant. Wat we als mens kunnen verklaren moeten we dan ook niet mystificeren door een directe link te leggen met God. Vaak wordt dat gedaan met de bedoeling om God te betrekken bij ons dagelijkse gezichtsveld, maar we vergeten dan dat we God oneigenlijk gebruiken en betrekken bij zaken wat zich in ons beperkte menselijke gezichtsveld afspeelt. God is groter dan dit alles, en de vruchten van het masterplan zijn nog maar de zwakke uitwerkingen van dit alles. Wij ervaren het resultaat ervan, wat zich voortbrengt volgens de wetmatigheden en de kanalisering van de kennis-energie van dit universum. De afzonderlijke levensvorm valt is een product wat in een afstandelijke relatie staat van zijn Goddelijke oorsprong. Goddelijk moet hier gezien worden als de wetmatigheid en de allesindringende kennis. De differentiatie tussen levensvormen is een uitkomst van heterogeniteit in een proces wat gaandeweg zich afspeelt langs de tijdbalk van het bestaan. Een goddelijk aspect is meegegeven in ál het leven. Namelijk de óverlevingsdrang. Tezamen met overlevingsdrang komt verantwoordelijkheid om het algehele leven in stand te houden, ál is het voor het eigenbelang van het leven. Want zoals alles alleen kan bestaan in harmonie, geld dit al zeker voor het leven. Of de levensvorm nu homo sapiens (wetende mens), homo erectus of panthera leo (leeuw) is niet van belang. Zoals water volgens de (goddelijke wetten) altijd naar de laagste delen stroomt verspreid het leven zich tot een heterogeen complex omdat het zich altijd aanpast aan de beste condities om haar eigen balans te kunnen behouden. Sommige levensvormen komen daarom voor op plaatsen waar andere niet kunnen leven. Bepaalde vissen kunnen alleen op een bepaalde diepte leven en zwemmen naar hoger gelegen delen zou de dood betekenen. Om de goddelijke magie te versterken moet het meest begaafde soort daarom de eigen harmonie van lichaam en geest omzetten naar de totale harmonie voor de cirkel van al het leven. De God die men zoekt achter bladeren en bergtoppen is dan ook te menselijk en ver ontdaan van zijn goddelijkheid. In deze optiek wordt God dan ook ontdaan van zijn Goddelijke onschendbaarheid en enkel gebruikt voor eigen belangen.
Want het Goddelijk heeft de levensdrift gecreëerd in ál wat leeft en niet in één specifiek soort.
Wanneer we dus de wereld rationeel volledig kunnen verklaren wordt God niet ontdaan van zijn Goddelijkheid. Integendeel, God wordt gekend waar hij behoort. Als de energetische kennis van het gehele universum. Het is niet de man met het witte pak wat de mens bedreigt met straf en hellevuur of beloning. Dit is de menselijke, naïve en simplistische benadering. Dit is het beeld van een menselijk brein wat totaal uit harmonie en onwetend is over de complexiteit van het bestaan. Dit is de mens die zoekt naar verklaring van het onbereikbare en naar macht over zijn omgeving maar pijnlijk wordt geconfronteerd met het Goddelijke. Daarom moet het Goddelijke worden onteigend en verdraait om tot menselijke maatstaven te worden gebruikt om eigen belangen door te voeren. In elke leefregel voor de mens die wordt gesteld door een instituut wat claimt een goddelijke opdracht te hebben horen wij dan ook menselijke gedachtespinsels.
Wanneer we dan ook terugkeren naar de wolk uit ons voorbeeld dan weten we dat we daarin god niet zullen vinden. We weten dat de wolk een afstandelijk product is van het masterplan wat de hemellichamen doet bewegen en elementen hun eigenschappen geeft. Wanneer we juist de goddelijke rationaliteit leren te kennen, hoe kunnen we dan nog toegeven aan de menselijkheid van de kleinzieligen die god te pas en te onpas gebruiken om leven van andere levende wezens te reguleren. Hoe kunnen in gods naam goed en kwaad worden gedefinieerd? Het zou zoveel goddelijker zijn als we onze harmonische situatie onderkennen en ons bezinnen op de échte goddelijkheid en niet op de god die wordt verteld te huizen in de instituties waar het menselijke van afdruipt. Pogingen om de kennis van God te vatten in boeken zijn dan ook bewonderenswaardig, maar menselijke producten zoals taal en tekeningen kúnnen zich niet lenen voor de hoogste wijsheid, dan enkel voor aftreksels vertroebeld door menselijk interpretaties en voorstellingen. Wanneer de wijsheid erin overeenkomt met de wetmatigheden van het goddelijke kunnen we de inhoud goddelijk noemen, maar het feit dat menselijke beelden worden gebruikt geeft de menselijke vertaalslag al aan. Andere, meer primitieve levensvormen gebruiken ook deze wijsheid maar door de meer primitieve levensvorm kunnen zij het nog aan door een geringe opvoeding en door dichtbij de natuur te leven.
Wanneer we de rationaliteit van de wolk en de bloem en foetus kunnen begrijpen, hoe kunnen we dan nog het menselijke woord verheffen tot het Goddelijke? Hoe kunnen we dan nog onze ogen sluiten voor de zo overvloedige menselijk invloed? Dat goed en kwaad zelfs al is vermenselijkt is logisch, want in de natuur kennen we enkel dood en leven, maar dit duidt dés te meer op de vermenselijking. Het geloof komt door rationaliteit niet in het gedrang. God komt al helemaal niet in het gedrang door rationaliteit. Het is enkel de mens die moet vluchten omdat zijn positie onhoudbaar wordt. En al onze voorgaande profeten hebben elk hun bijdrage geleverd in al hun menselijkheid. Ook zij hebben zich verwonderd over de wolk, de bloem en zichzelf. Maar alle anderen die niet die diepere wijsheid vonden hebben dit goddelijke gepolitiseerd. En ja, het is dan zondig om écht god te vinden, zoals de instituties stellen. Maar het is in feite de mens die de weg blokkeert. De mens die zegt god te vertegenwoordigen laat de ander geloven, en de waarachtige mens laat de ander wéten. Wanneer je vanuit dit perspectief kijkt naar de instituties en hun boeken dan vinden we vaak in kinderlijke termen goddelijke kennis, maar wanneer dogmatisch perspectieven worden afgewezen of goddelijkheid geclaimd dan is er in het universum niets waaraan deze claim kan worden opgehangen. Ja, énkel aan God zelf had mogelijk geweest. Maar omdat de god die wordt beschreven zo wordt vermenselijkt kunnen we het enkel ophangen aan het luchtledige, vandaar dat er geen rationele discussie over mogelijk is, maar enkel een dreiging met straf. Zelfs dit is menselijk, de straf dreiging. Elke daad wordt afgerekend naar het zaad wat daarvan wordt geoogst en niet opgeschreven in een ‘dik boek’ en aan het eind van het leven afgerekend alsof de daad wordt ‘bevroren’ in de tijd. Dit menselijk kader is werkzaam voor de niet rationele mens, en geeft veel macht aan de zichzelf hoger plaatsende mens. De enige dogmatische mogelijkheid die we over god kunnen verkondigen is de god die we vinden aan de oorsprong. De Kennis die was, die is en die blijft, in al Zijn onveranderlijkheid. Wanneer de mens dan ook openstaat voor de menselijkheid van zijn zoektocht naar god, en dat zal best plaatsvinden in oprechtheid, dan zullen we met Aäron, Mozes en Mohammed echt godzoekers kunnen worden. En dan vinden we god niet op aarde in instituties, maar we vinden hem op en veel Hogere plaats. We zullen God dan niet enkel vinden achter de wolk, maar in alles wat de wetmatigheden van dit universum omhelst. God is alles in alles en voor alles wat leeft en de mens is niets meer dan leven in de heterogeniteit van de voortbrengsels. Kan God nóg groter zijn?

Abstractie God & Satan vs. Goed & Kwaad



Axioma:
'Goed' en 'Kwaad' hebben geen fysiek bestaansrecht. Ze bestaan enkel in het individuele referentiekader van het menselijke zijn. Buiten de menselijke mening om, bestaat er geen 'goed' noch 'kwaad'.

1. wanneer er aanvankelijk geen goed en kwaad is, dan is er een situatie waar gedragingen nog niet nader zijn gedefinieerd
2. God, die we nu zien als vertolker van het goede, is er dus aanvankelijk nog niet op deze manier.
3. Wat is er dan over van god en de satan voordat we goed en kwaad definiëren?
4. Er is enkel de wijsheid, de alomtegenwoordige kennis, het stelsel wat dit universum beheert en de natuurwetten. Deze kennis kunnen we God noemen.
5. Maar deze kennis kunnen we aanwenden naar dátgene wat WEL aanwezig is in de wereld zonder goed en kwaad: namelijk DOOD of LEVEN. Dat is het enige wat aanwezig is.
6. Wanneer we dood en leven in combinatie met collectief en individu plaatsen waarbij we belangen collectief BOVEN het individu plaatsen, dan noemen we ‘GOED’ dátgene wat ‘LEVEN’ inhoudt voor het collectief. En met kwaad is het hetzelfde maar dan moeten we respectievelijk ‘KWAAD’ en ‘DOOD’ invullen in bovenstaande zin.
7. Dit laat zien dat de belangrijkste keuze ís en blijft dat collectief boven individu wordt gesteld. Enigszins werkt de natuur hierin mee, want één individu kan zich niet voortplanten we hebben elkaar (lees: collectief) nodig, al is het primair voor voortplanting.
8. Voordat we KEUZES maken is er enkel dood en leven en de alomtegenwoordige kennis, wat we god kunnen noemen. Maar deze kennis kunnen we uitleggen in belang voor of tegen het individu. Hierbij wordt of leven of dood gepropageerd. De alomtegenwoordige kennis levert dus beide kennismiddelen aan.
9. De kennismiddelen die leiden tot de ‘dood’ van collectief in eerste plaats, is evenzeer afkomstig uit de alomtegenwoordige kennis (=god). Maar gedragingen naar de dood worden Satan genoemd, of afkomstig daarvan.
10. God en Satan maken zo deel uit van de ‘kennis-structuur’, en het is de mens die bepaald welke wetmatigheid hij aanwend, en het is PAS EEN LATERE, NADERE definiëring die ACHTERAF bepaald of het god of satan is (bijv. ‘Geboden’ die stellen ‘dit is uit god’ en ‘de rest is uit de satan’).
11. De alomtegenwoordige kennis is zowel god als satan, en beide zijn slechts vermenselijkingen van de alomtegenwoordige kennis van het universum

Religie


Het doel van een titel is het dekken van de lading. In dit geval zou terecht kunnen worden opgemerkt dat de titel nogal vrij algemeen is; zo dus ook de lading.
Niettemin zal hetgeen hieronder wordt beschreven verre van algemeen zijn. Het is een kille, rationele extractie van het leven, en niet in de filosofische zin van het woord zijnde een levensloop, maar van het leven als totaliteit hier op aarde. Natuurlijk zal er een niet te vermijden ondertoon en link zijn naar het menselijk leven, en de aspecten die wij kennen als mens. Voor een goed begrip van dit stuk moet de lezer in staat zijn, zichzelf en zijn gedachtewereld ver achter zich te laten. Er moet een scheiding komen tussen lichaam en geest. Voor wat betreft het lichaam: dit kan worden aangenomen als fysiek en waar. Voor wat betreft de geest: dit is slechts een opvulling en voor elk individu verschillend, zie de ernstige relativiteit er van in, en laat het ver achter je.
Maar ach, het is lichter dat een kemel gaat door het oog van een naald…

Theorieën zijn er te over in deze wereld. Allemaal zoeken ze naar een verklaring voor dingen die niet 1,2,3 vatbaar zijn voor de menselijke rede. De bruggetjes tussen de feiten ansich, vormen zo een theorie. We zijn gewoon om de meest aannemelijke uit te kiezen, te verpakken in een compacte, begrijpelijke versie, en deze door te geven aan anderen. Dat doorgeven aan andere gebeurt op verschillende grondslagen. Zo kan men een theorie door willen geven omdat men gehecht is aan een getrouwe weergave van de realiteit, en de volgende generaties graag met meer wijsheid wil toebedelen dan de eigen generatie toebedeeld is geweest. De relativiteitstheorie van Einstein van rond 1916 is hiervan een goed voorbeeld. Of de Evolutie theorie van Darwin. In het andere geval wil men een theorie doorgeven omdat er een belang aan is gehecht. Hier dient zich een eerste wrikpunt op. Want wanneer we afhankelijk zijn van een theorie voor en ten opzichte van welke doeleinden dan ook, dan komt de waarheid snel op een tweede plaats te staan. De meeste religieuze leiders behoren tot de laatste categorie. Er heerst daaronder ook een onvoorstelbare arrogantie. Ze zijn zelf zo overtuigd van hun theorie dat ze met de beste intenties zullen zeggen dat het een getrouwe weergave is van de realiteit (God heeft het immers gezegd, kan het getrouwer?), en dat dáárom in de eerste plaats belangrijk is dát mensen zich op de hoogte stellen van de theorie, welke uitwerking er ook aan wordt gegeven. Vaak zijn deze bevangen met zulk een blindheid dat een eerlijke scheiding tussen het behouden van macht op aarde en het veilig stellen van de zieltjes niet meer kan worden gemaakt.

Nu is religie op zich een uiterst bedenkelijk fenomeen. In het kort kan gesteld worden dat het is begonnen als een kruid wat nu zijn eigen weg heeft gevonden en verworden is tot onkruid. En ieder individueel plantje leeft. Ieder individueel plantje leeft een eigen leven. Er zijn tienduizenden verschillende soorten rassen, ontstaan uit een handjevol hoofdmoten. Wat in den beginne is gesticht als leidraad voor mens en wereld is verworden tot een eigen leven leidende hongerzuchtige machtsmachine verblind voor de realiteit en begaan met het nodeloos veilig stellen van wat nooit per definitie verloren is geweest. En we kunnen rationeel stellen dat er zoveel rassen zijn als aanhangers van de religies. Elk ieder beleefd een religie toch op een individuele wijze, ook al groepeert men zich in verscheidene genootschappen. En dat is niet verwonderlijk aangezien een religie zijn grondslag heeft in iets wat niet bestaat, dan daar waar niets bestaat, namelijk de geest. En alles wat gegrond en gefundeerd is in de geest, wat men derhalve moet ‘geloven’ in plaats dat men het feitelijk en fysiek kan weten, is geen ander lot beschoren dan, afhankelijk van het referentiekader van de geestesbezitter, een eigen en individueel leven te leiden. En hoe meer men er mee bezig is, hoe meer men het enorme luchtmonster te eten geeft, hoe meer werkelijk het wordt. Men kan dan zulk een interne kracht ontwikkelen dat men, overtuigd zijnde van eigen geestelijke, niet staafbare, hersenspinsels, zelf een nieuwe stroming het leven doet zien, wéér een nieuwe visie op een oud dogma.

Het Jodendom, Christendom en de Islam claimen dat er één enig God is. Respectievelijk, JWH, God en Allah. Hoe is het mogelijk dat God concurrentie heeft hier op aarde? Meerdere stromingen claimen dat er maar één God is, dus iets is fundamenteel fout: of er zijn meerdere Goden, dus er kunnen meerdere godsdiensten zijn, en elke godsdienst die claimt dat er één enig God is, is leugenachtig. Of er is één God, en vele godsdiensten zijn leugenachtig.
In dat geval wordt simpelweg gesteld dat de overige godsdiensten van satanische aard zijn, om mensen er van te weerhouden het rechte pad te bewandelen. Ja, je moet wat als reden kunnen aandragen.

Het interessante van ons als mens is dat we vaak denken in iets universeels. Wij denken vaak in frequenties. In een soort gevoel.

WORDT VERVOLGD

Mama's wereld


Ik herinner me hoe ik mijn gelovige moeder uit wilde leggen dat goed en kwaad niet bestaan. Onder het motto ‘Nothing is impossible’ ben ik voor mezelf de discussie aangegaan. Voor het gemak vroeg ik mijn moeder terug te gaan naar het moment van geboorte. Doe alsof je zojuist, een enkele minuut geleden, geboren bent. En wel hier in deze kamer waar wij ons nu bevinden. Stel het je voor. Wat zie je, en wat neem je waar? Je ziet daglicht wat je oog bereikt, en vele dingen die je het zicht ontneemt op de hemel. Je kunt het geen naam geven, je kent nog geen definities, de wereld is een grote leegte. Je herkent een enkel iets: lichtintensiteit, de stem van de moeder en een overlevingsdrang. En besef nu dat dit kleine wezentje op dit moment in theorie de meest ‘objectieve’ persoon zou kunnen zijn op aarde, wanneer het de mogelijkheid zou hebben om te communiceren. Maar goed, zelfs communicatie is aangeleerd, en zelfs communicatie is op zichzelf een leegte waarin alleen gedefinieerde, globale overeenkomsten kunnen worden overlegd. Dus eigenlijk is iets wat tot communicatie in stáát is, al haast niet meer objectief te noemen, als zijnde een slachtoffer, ongevraagd. Dit gaat nu te diep om hier op verder te gaan. Terug naar de theoretische mogelijkheid dat er een manier is waarop objectieve communicatie met deze pasgeborene mogelijk is. Ik zou naar de klok wijzen en vragen wat het is. Zij zou het antwoord me schuldig zijn gebleven. Een benijdbare situatie. Zo ongerept, zo schoon, zo vrij van alle meningen. Zo vrij van alle definities, zelfs levend zonder besef van goed en kwaad. Kan dat dan? Jazeker. Van natúre wel. Ik heb een opvoeding gehad van vele opvoeders. Elk moment, elk persoon, elke mening is opgestapeld en heeft een zaadje achtergelaten in mijn geestelijke voortuin. En alles wat mij wil bereiken moet door deze tuin heen. En al die zaadjes zijn bomen geworden, sommige nog struiken, sommige afgestorven, al met al heb ik geen heldere rechte horizon meer zoals deze tere baby die hier voor me ligt. Om toch enigszins een gelijk, en zo natuurgetrouw beeld te krijgen van de werkelijkheid zal ik dan ook uit mijn ivoren toren moeten komen. Normaliter was het de gewoonste zaak van de wereld dat de externe wereld mij kon bereiken via het doorlopen van mijn geestelijke tuin. Maar wetende dat bomen moeilijk wijken, en onkruid de paden onbegaanbaar kan maken, is het niet moeilijk om aan te nemen dat de buitenwereld mij niet meer in een rechte, reële verhouding kan bereiken. Ik zal van mijn troon af moeten en moeten bekennen dat voor een goede interpretatie van de externe wereld ík zelf naar de horizon moet. Ik zal de bomen in mijn tuin moeten kunnen relativeren. Elke boom bestaat enkel in mijn geest. Het moment dat deze verlichting tot mij doordringt kan ik, met de vrúchten uit mijn tuin, wat de tere baby voor mij nog niet heeft: zoals communicatie, proberen… enkel proberen, een zo objectief mogelijk beeld te scheppen van de externe wereld. Dus ook beseffende dat communicatie in een taal van woorden waarin ook de woorden gedefinieerd zijn, de ware onbevlekte lading van het te beschrijvene zal verdoezelen. Maar het is de hoogste vorm van overdracht die wij als mensen kennen, en we zullen het ermee moeten doen.
Ik kon nu beginnen om uit te leggen dat de baby en ik heel dicht bij elkaar stonden. De basis principes van de baby heb ik ook. De baby leeft, omdat het leven in de baby leeft. Het leven wil óverleven in de baby. De baby zal daartoe enkel gericht zijn op het eigen leven. De baby zal enkel egoïsme tonen. Alhoewel het begrip nu misschien een nare klank heeft (wat wordt veroorzaakt omdat dit woord door de ‘tuin’ van de lezer van dit stuk moet, u dus, en u niet afdaalt naar de horizon waar u dus zonder vooroordeel kennis had kunnen nemen van de context waarin het gebruikt gaat worden) is het een absolute eerste levensbehoefte. Egoïsme. Voedsel voor zichzelf, rust voor zichzelf, aandacht voor zichzelf. Om zelf te kunnen overleven. Wat de baby aan egoïsme nodig heeft, zal de verzorger aan altruïsme weer moeten afstaan. De verzorger zou zelf niet meer aan overleven toekomen als dit niet eens een keer ophoudt. Of in elk geval zou de verzorger een hoop levensenergie kwijt raken die hij anders aan zichzelf had kunnen wijden. Deze situatie is dan ook enkel het resultaat van de macht van het ‘leven’. Eraan ondergeschikt zijn. Communicatie en de menselijke geest maken het dan ook mogelijk om deze situatie niet altoos te laten duren. We kunnen de baby zelfverzorgend maken. Maar dat gaat niet zonder enig nadeel. Hij zal gebruik gaan maken van dezelfde bronnen als waar ik gebruik van maak. Hij gebruikt dezelfde lucht, dezelfde koolhydraten en dezelfde fysieke ruimte. Ik zal haar moeten leren delen, om zelf te overleven. Ik zal duidelijk moeten maken dat wanneer zij kiest om even egoïstisch door te gaan als waarin zij geboren is, zíj wel langer leeft maar ik theoretisch niet. En als we allebeí zo door zouden gaan er maar één zou overleven, de slimste of de sterkste. Ik zal duidelijk moeten maken dat er een balans gevonden dient te worden. Egoïsme tot op het hoogst nodige voor zowel jou als mij, en dan maar hopen dat we elkaar binnen dat kader niet in de weg zitten, en voor de rest houden we dus rekening met elkaar want dat zal voor ons beíden positief zijn. Als jij honger hebt, zal je je dus niet ’s nachts in mijn slaap moeten vergrijpen aan mijn arm, maar maak van koren meel en bak een brood. Zelfde doel, maar de weg er naar toe is verschillend. De ene weg is voor mij niet schadelijk en heeft op mij geen levensverkortende of levensschadende werking en de andere wel. Kortom, om dingen duidelijk te stellen aan deze baby zal ik de levenspositieve zaken moeten gaan betitelen, en daarmee tevens ook de levensnegatieve. Ik kies voor respectievelijk de termen goed en kwaad. Ik had ze ook omgekeerd kunnen gebruiken, of het totaal iets anders kunnen noemen. Ik bemerk bij mezelf het gevoel dat ik een natuurlijke overhand heb over de baby. Door mijn altruïstische instelling in het begin heeft zij haar eerste jaren kunnen overleven. Dit schiep een natuurlijke ongelijkheid. Er is een natuurlijke hiërarchie ontstaan. Mijn woorden wegen zwaarder voor haar, dan haar woorden voor mij. Ik heb meer ervaring. Ik leef langer. Ik heb meer wijsheid vergaard. Oh, wat een blindheid om nu niet al te constateren dat het zwaarder wegen van mijn woord, alleen gestaafd is op emoties. Op de nog maar jonge struikjes in het tuintje van de baby, ondertussen al ruim tiener, en de bomen die in mijn geestelijke tuin staan. Maar ik kan het niet kwalijk nemen, welk mens durft en heeft het vermogen zo objectief naar zichzelf te kijken? Goed, zelfreflectie later wel, nu eerst terug om baby de balans uit te leggen en wel op zo’n manier dat elk individueel leven zoveel mogelijk kan leven, en het leven als collectief er niet onder lijdt en andersom. Balans. Wat een toverwoord. Maar ik was zojuist tot de conclusie gekomen dat ik vanuit een (mis)groeid, natuurlijk evenwicht, aan haar kon wijsmaken wat dus goed en kwaad was. Ik kon het zelf benoemen. De lege tuin indelen. Het egoïsme zit net zo goed in mij als dat het in haar aanwezig is. Ik leeft tenslotte ook nog steeds, als resultaat van natuurlijk egoïstisch gedrag. Altruïstisch gedrag heb ik al getoond. Ik heb haar groot gebracht. Er staat nog een rekening open. Ik kan haar onder het mom van ‘goed’ dingen laten doen die in feite alleen mij goed uitkomen. Respect tonen voor mij. Mij helpen met mijn bezigheden. Voedsel bereiden voor mij. Ik voel dat een natuurlijk overhellende balans omslaat in een onnatuurlijk maar wel ego-strelend gedrag van macht. Het enige wat ik hoef te doen is het plaatsen van definities onder de noemer goed. Of kwaad, maar net hoe het uitkomt. Ontsproten in mijn brein, een vrucht aan de boom die in mijn geestelijke tuin groeit. Misschien is die boom wel ooit door mijn vader gepland. Het bestaansrecht van die boom ontleen ik aan mijn vader. Kom daar niet aan. Waarschijnlijk heeft mijn opa ooit, op dat zaadje weer bij mijn vader gestrooid. Goed, nu doet dat er niet meer zoveel toe. Feit is, dat ik nu het nog vrij jonge tuintje van haar aan het bezaaien ben. En ik kan maar beter nu nog maar wat zaadjes planten waarvan ik weet dat de vruchten mij bevallen. Ik zal de vruchten later wel zo beschrijven dat zij ze als vanzelfsprekend ook zal gaan waarderen, en de smaak komt dan vanzelf wel. En als ik nou meer tuintjes kon bewerken dan alleen die van haar? Van misschien wel honderd mensen tegelijk? Zou de uitwerking dan hetzelfde zijn. Nee, helaas niet. Iedere tuin heeft weer zoveel zaadjes van andere in zich, die gemakkelijk de mijne overwoekeren. Maar ik wil zoveel mogelijk mijn vruchten zien in de toekomst. Want ook al kan ik ze dan lang zelf niet meer op, ik deel ze wel met anderen. Ik ben niet zo egoïstisch als het lijkt. Maar ik geeft toe, macht is verslavend. Ik ben zelf het eind van een lange keten. Ik heb het onstoffelijke, het stoffelijke, het levende en zelfs een geest in me. Ik ben een mens. Ik ben het einde van alles wat op aarde zich bevindt. Ik zie alles onder mij. Ik wil hebben. Omdat alles in mij is vertegenwoordig, zie ik ook alles als mijn bezit. Fysiek bezit is al lang niet meer genoeg. Ik wil ook bezit van het niet stoffelijke. Dit is nog een terrein waarop ik winst kan boeken tegenover mijn medemens. Onontgonnen gebeid. Entrepreneur zijn. Dat zit wel in me. De zaadjes heb ik al, de vruchten zijn me al bekend, al is het in fantasie misschien. Ik heb het goede met de wereld voor, maar zeker met mezelf. Ik moet gaan zaaien. Bij mijn vroegere baby heb ik het gedaan, nu bij de rest. Honderd mensen was een nobel begin? Nu zeg ik: hoe meer hoe beter. Maar, mijn zaadjes hebben concurrentie van vele andere zaadjes. Hoe krijg ik die onderscheiding? Kan ik dan misschien terugvallen op mijn natuurlijk evenwicht zoals dat altijd zo goed werkte bij mijn baby? Nee, ik heb alleen een natuurlijk evenwicht gecreëerd bij mijn baby, daarom ging het bij haar zo gemakkelijk. Alleen ik, en een paar bekenden, waarvan ik hun zaadjes (en daarvan de vruchten) kon, bewerkten haar tuin. Voor macht heb ik iets anders nodig. Ik moet een onnatuurlijk evenwicht gaan creëren. Ik moet het mezelf wijsmaken dat het voor mijn overleven, noodzakelijk is. Ik moet het mezelf nog meer wijsmaken dat wanneer mijn zaadjes vruchten gaan dragen, het voor een ieder positief zal zijn. Ik ben op een missie. Gezonden door het onnatuurlijke. De onnatuurlijke, passieve vorm van egoïstische overlevingsdrang: macht. Wie zal ik nu kunnen aangrijpen om direct bij al mijn toehoorders een stukje vrij land in hun tuintje te kunnen bemachtigen? Welk stukje land is bij een ieder nog het minst bewerkt? Het stukje land hetwelk is gereserveerd voor het onverklaarbare. Dat stukje wordt vaak ingezaaid, en haast niets komt uit. De zaadjes zijn onbekend, en afkomstig als uit een kruisbestuiving binnen mijn eigen tuin. Waarom zijn de vruchten zoals ze zijn? Waarom is de ene bitter en de andere zoet? Waarom zijn er van de ene veel meer dan van de andere? Waarom verschilt mijn tuin zoveel van die van een ander? Waarom is dat goed, en dat niet? Waarom vind die ander dat weer juist fout, wat voor zaadjes zijn er bij hem dan gezaaid? En door wie? Deze kruisbestuivingen in de eigen tuin levert vaak prille, niet levensvatbare zaadjes op. Juist, dit stukje grond is het perfecte plekje. Hier ga ik mijn zaak op starten. De goede zaak. Goed volgens mijn definitie. Goed zoals goed in mijn tuin is. Ik loop niet naar de horizon want daar bestaat geen goed en geen kwaad. Nee, we moeten ons ontwikkelen, we moeten het geestelijke land cultiveren. Er is werk aan de winkel. Ik heb dan wel geen zicht op de horizon, vanuit mijn ivoren toren heb ik wel een goed zicht op mijn tuin. Door wie hij precies is aangelegd weet ik niet meer. Mijn ouders sowieso. Mijn leraren ook. Mijn boeken die ik gelezen heb. Mijn ervaring. Maar wat deert het: ík vind mijn tuin representatief. Ik noem alle zaadjes van kruisbestuiving gegis in de ruimte. Waar het spoor bij jullie doodloopt gaat het veder buíten jullie. In het onverklaarbare. Ik kan het onverklaarbare verklaren. Waarom zijn de dingen zoals ze zijn? Wat is voor ons als collectief positief gebleken? En wat negatief? Hoe ligt de balans bij ons allen gemiddeld? Individueel kan het zo verschillend zijn. Maar ik zoek naar gemeenschappelijke factoren. Daarna ga ik pas op zoek naar het complementaire. Dat het doden van een ander levend, menselijk wezen, van nature niet hoeft is algemeen aanvaardbaar. Die zaadjes hadden de meeste al ingepland gekregen. De meeste konden het ook al benoemen als fout. Nu kunnen we daarover nog lang discussiëren, maar het komt mij uit, het geeft mij sowieso een veilig gevoel temidden hen allen. Ik benoem goed en kwaad, en maak ze alleen het onderscheid duidelijk. Goed en kwaad is énkel gedefinieerd op mijn geestelijke tuin. Waarop anders? Iets wat enkel kan bestaan bij definities is geen ander lot beschoren, en ik weet het verslavende gevoel van macht, dus ik maak graag gebruik van deze situatie om mijn tuin te kopiëren in al deze zielen. Mijn vruchten zullen overal gevonden worden. Mijn hemel zal op aarde al komen. Nu is mijn kans. Ik strooi de zaden, en bewerk ze. Maar helaas, ik ondervindt dat de concurrentie erg groot is. Hoe ga ik het klaarspelen om bij een ieder in de tuin te wieden? Hoe krijg ik het voor elkaar om mij telkens weer toe te laten? Enkel het vertellen hoe geweldig de vruchten zullen zijn werkt niet. Tenslotte, zodra ik weer vertrek uit hun tuin zijn ze geneigd dat stukje grond te vergeten. Ik moet bereiken dat ze én gefocust blijven op dat stukje grond én dat ze mij telkens toelaten. Dat is gemakkelijker gezegd dan gedaan…Tenzij,… ik duidelijk maak dat mij niet toelaten per definitie kwaad is evenals het niet laten uitkomen van mijn vruchten en het zich gedragen naar mijn leefregels. Alleen via mijn leefregels zullen de zaden ontkiemen en planten voortbrengen vol van vrucht. Wie zich niet aan de leefregels houd, zal door het onbekende worden gestraft. Alles wat jullie niet kunnen verklaren, verklaar ik. Ik geef mijn presentatie. Niet als feit maar als visie. Geloof het en breng mijn vruchten voort. Wie mijn tuintje niet bijhoudt zal kwaad ondervinden. Dat is zoals het geld in mijn tuin, en dat moet nu ook die van jullie worden. Dat is de basis van mijn macht. Jullie nemen het over, en planten de zaadjes uit de vruchten in jullie tuin, welke weer bij mij vandaan komen, bij jullie onderdanen. Het bestaat enkel in de geest. Maar daar is ruimte genoeg. Het is er nooit vol. Hoe dichtbegroeid ook. Het licht schijnt er allang niet meer. Hoe benijdenswaardig was die baby toch in het begin. Zo’n onbevlekt uitzicht op de horizon. Nu, hoe ouder ik wordt, hoe verder ik de weg moet afleggen om de horizon waar te nemen. Maar, mama, ziet u nu wel dat goed en kwaad eigenlijk niet bestaan? De verdeling van de balans zoals die nu is, brengt de (westerse) wereld op een hoger niveau, en daar is op zich niets op tegen. Maar heeft u met mij al dat schijnbaar eindeloze stuk afgelegd naar het begin. Het hele eind terug. Daar naar de plek waar we de horizon kunnen zien? Nee, echt, je hoeft je tuin niet te vergeten. Maar weet dat alles geplant is als definitie, hoe goed bedoeld ook. Weet dat goed en kwaad alleen daar kan bestaan en verder nergens anders. Weet dat de wereld buiten de geest vrij is van goed en kwaad. Daar heerst alleen leven en dood. Dat is namelijk waaruit de horizon bestaat. En weet dat alles wat u vindt van de wereld in en om u heen, het resultaat is van uw tuin. God kan bestaan, maar dan wel in uw tuin. Net zoals ik de verkondiger was van God in al die tuintjes waar ik mijn gang in kon gaan. Op natuurlijke of onnatuurlijke basis. Mama, de wereld is uw tuin. Uw tuin is uw wereld. En een groot deel van uw tuin is ook mijn tuin. Ja, gekomen via natuurlijk en zelfs onnatuurlijk evenwicht. Maar mama, ik weet de weg naar de horizon. U ook?